Een goede schrijver houdt bij het schrijven van zijn teksten voortdurend rekening met zijn publiek. De toon en het taalgebruik worden aangepast aan wat het publiek verwacht. Om erachter te komen voor welk publiek een tekst geschreven is moet je letten op: 
- Het onderwerp; hoe staan de lezers tegenover het onderwerp? Zijn ze geïnteresseerd, negatief of staan ze er neutraal in?
- De inhoud; hebben de lezers al voorkennis over het onderwerp? ook schat een schrijver in wat het publiek te weten wilt komen (enkel hoofdzaken, de achtergronden, verschillende meningen, enzovoort) 
- Het taalgebruik; een schrijver stemt zijn taalgebruik af op het publiek. Voor jongeren schrijf je niet te ingewikkelde en kortere zinnen, verder zal de toon wat populairder zijn. Voor hoogopgeleide of oudere lezers zal de tekst er meer variatie in de woordenschat moeten zitten, de toon zal formeler zijn en de zinnen moeten gecompliceerder. 
- De plaats van publicatie; een artikel in de Magriet heeft een ander publiek dan de National Geographic (Cambiumed, z.d.). 

 

 

Bron:

Cambiumned. (z.d.). Publieksgerichtheid. Geraadpleegd op 4 januari, van
https://www.cambiumned.nl/theorie/schrijven-en-spreken/lezen/publieksgerichtheid/